Jan Vermeer

Verhalen die de ziel raken

  • Blog
  • Boekwinkel
  • Boek extra’s
  • Contact
You are here: Home / Blog / Allina uit Tsjetsjenië: ‘Sterven is winst’

Allina uit Tsjetsjenië: ‘Sterven is winst’

december 28, 2016 by Jan Vermeer

Onderstaand verhaal is ook opgenomen in mijn boek ‘Waarom vervolg je Mij?‘ Het is lang, maar neemt je dan ook diep mee in de werkelijkheid van vervolgde christenen.

Het licht van de koplampen penetreert de school. Onder aan de bijna twee meter grote, open ramen leunen kransen tegen de muur alsof ze dit monument bewaken.

Ik loop naar binnen en strijk met mijn vingers langs de kogelgaten, terwijl mijn blik glijdt naar de foto’s van
de omgekomen leerkrachten. In het midden van deze donkere ruimte staat een stoel met een pluchen, roze teddybeer. De beer houdt een afgeknapte roos stevig vastgeklemd in zijn poten. Wie weet wacht hij – tevergeefs – tot zijn baasje weer thuiskomt.
Mijn Tsjetsjeense gids Vashka wijst op plekken in de muur en op het plafond. Daar moesten de kinderen en volwassenen zitten, hier waren explosieven verstopt, daar ging het mis. Het is moeilijk voor te stellen dat op deze plek zeker 334 mensen het leven verloren, onder wie 186 kinderen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

We verlaten zwijgend de school met de weinigzeggende naam ‘School nummer 1’, stappen in de auto en rijden naar het monument in het centrum van Beslan. Als een dolfijn die uit de zee springt, rijst het beeld ter nagedachtenis aan het gijzeldrama op: koperen moeders met gebogen hoofd en gestrekte armen die hun kinderen naar de hemel tillen. Het beeld wordt omgeven door grote en kleine grafstenen. Sommige laten door foto’s zien aan wie ze herinneren. De geboortedata verschillen, maar de sterfdatum is in bijna alle gevallen dezelfde: 4 september 2004.

Ik neem foto’s omdat het mijn taak is vast te leggen wat ik zie, zodat ik het kan doorgeven. Maar hoe kan ik ooit doorgeven wat hier gebeurd is? Een gijzelingsactie door Tsjetsjeense rebellen die drie dagen duurde en eindigde in een bloedige schietpartij. Dit ‘incident’ is niet meer dan een paragraaf in de geschiedenisboeken. Maar honderden mensen verloren het leven en voor duizenden anderen zullen de dagen nooit meer zoveel kleur bevatten als voorheen.
In de ogen van de Tsjetsjeense rebellen (en buitenlandse moslimstrijders) was deze actie niet meer dan een poging om het geweld dat hun land al eeuwenlang teistert naar Russisch grondgebied te brengen. Het laat zien hoe moeilijk het is een cirkel van wraak nemen te doorbreken.

Tsjetsjenië ligt in de Kaukasus, een gebied ten noorden van Turkije, en behoort tot Rusland. Jarenlange onafhankelijksstrijd leidde niet tot het gewenste resultaat. Rusland heeft een dictatuur geïnstalleerd die op zijn hand is. De rebellen laten zich bewapenen en beïnvloedden door extremistische moslims uit andere landen. En zo zit de islamitische bevolking tussen twee vuren in. Of beter gezegd: twee kwaden waar ze niet uit kan kiezen. Twee burgeroorlogen rond de eeuwwisseling hebben het land ernstig verlamd. Iedereen leeft in angst voor de elitetroepen van de president, voor de Russische soldaten die er nog steeds zijn en voor de rebellen die wraak nemen op iedereen die met de vijand ‘heult’.

Te midden van dit alles leven in Tsjetsjenië geheime volgelingen van Jezus. Het zijn er niet veel meer dan honderd. De gemiddelde kerkelijke gemeente in Nederland is groter. Ze wonen tussen twee miljoen moslims die hun nationaliteit en geloof als onafscheidelijk beschouwen. Een ware Tsjetsjeen is moslim. Je geloof verlaten betekent een grote schande voor je familie. Een moslim die christen wordt, tekent daarmee zijn eigen doodvonnis.
Ik heb een paar uur eerder zo’n christen gesproken. In het geheim, op de achterbank van een auto. Het was een gesprek dat door God al lang van tevoren gepland was.

Gods planning
Maanden voor mijn tocht naar Tsjetsjenië sprak ik met de Open Doors-coördinator voor die regio. Ze vroeg welk land ik in haar regio wilde bezoeken. Tsjetsjenië. Ik had iets met het land. Het trok me gewoon.
Waarom? Tegenstrijdig genoeg omdat het een van de landen was waarvan ik ooit met mezelf had afgesproken dat ik er nooit naartoe zou gaan, vanwege de ontvoeringen van Westerlingen. Was de Nederlander Arjan Erkel van het Rode Kruis ook niet ontvoerd door Tsjetsjeense rebellen en jarenlang vastgehouden in Dagestan?
Ik had veel te verliezen. Zou mijn vrouw kunnen leven in de wetenschap dat haar man gevangen zat? En hoe zou mijn eenjarige dochter opgroeien zonder vader? Naar Tsjetsjenië gaan was… gekkenwerk.
Toch werd ik gedrongen door iets wat ik niet onder woorden kon brengen. Ik moest en zou naar Tsjetsjenië als die mogelijkheid er was. Pas toen ik in Grozny was, wist ik waarom ik er moest zijn. De timing was perfect, op de dag en het uur af.

Grozny
Mijn vliegtuig landt op een vliegveld op een paar uur rijden van Tsjetsjenië. Als ik rechtstreeks naar Grozny was gevlogen, had ik veel moeilijke vragen moeten beantwoorden. In plaats daarvan vlieg ik naar de regio en reis ik vervolgens verder met een lokale contactpersoon, de Tsjetsjeen Vashka.
Hij maakt me snel duidelijk hoe het er in deze regio aan toe gaat. Ik mag aan het begin van de tocht nog één keer naar het toilet. De resterende tijd onderweg naar Grozny moet ik achterin blijven zitten. Met mijn blonde haren zie ik er niet voldoende Russisch uit.
‘Er zijn twee gevaren,’ legt Vashka uit. ‘De eerste is dat de politie je ziet en vragen gaat stellen. Voor je het weet, ben je dan heel wat geld kwijt en bovendien is de missie direct mislukt. Het tweede is ernstiger. Dat is als de verkeerde mensen ons zien en we ontvoerd worden.’

Ik knik en leg mijn fles water weg. Het is beter niet te veel te drinken om ‘hoge nood’ te voorkomen.
Bidden is wel verstandig. Want voor het eerst in mijn leven kan ik een geldbedrag aan mijn leven koppelen. Hier ben ik één miljoen euro waard, of helemaal niets. Vreemd eigenlijk dat de waarde van je leven afhangt van de nationaliteit in je paspoort.
De Russische auto met aan de achterkant geblindeerde ramen rijdt gestaag over de heuvels in de richting van de zwaarbewaakte grens. De grijze lucht laat soms kleine druppels regen vallen op de voorruit. We passeren diverse politiecontroles. Slechts één keer wordt om mijn paspoort gevraagd.

Vashka vertelt zijn verhaal over de oorlogen. Het is het verhaal van een man die geen partij is voor de donkere wereld om hem heen. Huizen die aan puin worden geschoten. De angst voor de meedogenloze Russische soldaten en voor de even meedogenloze Tsjetsjeense rebellen. Het verlies van familie en vrienden. Er waren ook mooie momenten, zegt hij. Zijn ogen glinsteren als hij vertelt hoe hij zijn eenjarige zoontje leerde lopen in de schuilkelder, terwijl niet ver bij hen vandaan de bommen insloegen.

Elke minuut brengt ons dichter bij het moment waarop het echt spannend wordt. Bij Open Doors hebben de medewerkers die regelmatig reizen allemaal zo hun eigen verhalen over grensovergangen. Dit zal mijn verhaal worden.
Vashka is deze grens al tientallen keren gepasseerd. Toch wordt hij naarmate de grens dichterbij komt steeds stiller. Een halfuur voor we bij de Tsjetsjeense grens zijn, haalt Vashka een paar pillen uit een plastic potje. Hij stopt ze in zijn mond en slikt ze zonder water door. ‘Kalmeringstabletten,’ zegt hij. De confrontatie met Russische soldaten is zelfs nu, een paar jaar na het officiële einde van de oorlog, nog te heftig.

Een landsgrens is niet meer dan een lijntje op een kaart. Dat lijntje om Tsjetsjenië in werkelijkheid te passeren is niet makkelijk. Er hangt dreigende bewolking boven Tsjetsjenië als we de grens naderen. Alsof zelfs het weer me duidelijk wil maken waar we naartoe gaan. Weet ik het wel zeker? Is er nog een weg terug? Ik denk terug aan afgelopen nacht. Voor het eerst in jaren had ik een nachtmerrie. Ik lag onder artillerievuur in Tsjetsjenië en schrok zwetend wakker.
Betonnen drempels – die het een auto onmogelijk maken met hoge snelheid op de grens af te schieten – zijn de eerste voorbode dat we er nu echt bijna zijn. De tweede is nog moeilijker te missen. Een groot bord dat in verschillende talen zegt:

‘Stop! Rij niet verder zonder toestemming. U zult worden neergeschoten.’

Vashka zet de auto stil. Enkele Russische militairen zitten op hun post. Een van hen staat op en wenkt ons te komen. Natuurlijk wil hij papieren zien. Ik bid de weinige woorden die ik kan vinden. ‘Heer, wilt U ons beschermen?’
De soldaat loopt nog een ronde om de auto heen en geeft de papieren terug. We kunnen gaan. Er valt een grote druk van mij af.
Vashka trekt langzaam op en we rijden Ttsjetsjenië binnen. Nog enkele uren en dan zijn we in Grozny. Vashka spreekt weinig woorden, maar is wel een goede gids. Als er ooit toeristen naar Tsjetsjenië willen komen, is hij de juiste man om ze te begeleiden.
‘Zie je die heuvels?’
‘Ja.’
‘Daar wonen alle rebellen die zich schuilhouden voor de Russen.’
Slik.
We passeren een dorp.
‘Hier wonen de meest extremistische mensen van het land. Ze hebben allemaal kalasjnikovs in huis. Zoals een Rus houdt van wodka, zo houden wij van wapens.’
Twee keer slik. Ik bid dat we geen lekke band krijgen hier.

Grozny. De naam betekent ‘de verschrikkelijke’. De hoofdstad van Tsjetsjenië doet zijn naam eer aan. De buitenwijken van Grozny staan nog vol kapotgeschoten flats en andere ruïnes. De stad is tijdens de recente oorlogen met Rusland maanden gebombardeerd en vervolgens straat voor straat ingenomen. Sommige gebouwen zijn ondanks de beschadigingen bewoond. De inwoners kunnen niet anders. De wederopbouw is enkele jaren na de laatste oorlog nog steeds in een pril stadium.
Het centrum blijkt al wel vernieuwd te zijn. En hoe… de prachtige sierverlichting en fraai afgewerkte gebouwen doen me aan Parijs denken, maar dan een modernere versie. We slaan een zijweg in en we bevinden ons weer te midden van de verwoeste gebouwen. Hier stoppen we bij een winkeltje. Mag ik er nu eindelijk uit? Vashka schudt ‘nee’. Toch mag ik op een andere manier mijn bijdrage leveren. Ik krijg een grote doos – zonder deksel – met eieren op schoot. Hopelijk is de weg naar ons adres niet te hobbelig.

Dat blijkt mee te vallen. Met de nodige capriolen slaag ik erin de eieren heel te houden. We rijden op het laatst een steeg in en stoppen precies voor de ingang van Vashka’s huis. Vashka doet eerst de deur van zijn binnenplaatsje open, dan mijn deur en met twee stappen ben ik achter de omheining. Veilig. ‘Als iemand weet dat wij een buitenlander in huis hebben, kunnen we grote problemen krijgen,’ zegt Vashka zelf. ‘Met de geheime soldaten van onze president of met de rebellen.’
Na de maaltijd – met veel eieren – krijg ik een bed toegewezen. Morgen beslissen we wat we verder gaan doen.

Allina
Vashka zou binnen driekwartier terug zijn, maar ik wacht al bijna twee uur. Hij zou voor mij foto’s maken van de markt, terwijl ik hier op een veilige locatie zou wachten. Ook zou Vashka contact leggen met een lokale christenvrouw, de enige Tsjetsjeense christen die mij wil (of durft te) ontmoeten.
Plotseling valt mijn oog op de auto van Vashka die de straat in komt rijden. Hij stapt uit en schudt zijn hoofd. Geen goed teken. Hij steekt een sigaret op.
‘De president is in de woonplaats van Allina,’ zegt hij. ‘Het is maar goed dat wij daar niet naartoe zijn gegaan. We waren zeker tegen de lamp gelopen.’
Ik weet dat de kans klein is dat ik een ontmoeting met een christen kan hebben in Tjetsjenië. Toch is het nieuws een behoorlijke domper.
‘Je kunt haar nu in de auto interviewen,’ zegt Vashka plotseling. ‘Maximaal een halfuur.’

Mijn ogen moeten erg groot geworden zijn. Dit had ik niet meer verwacht. Ik zeg niets maar loop direct naar de auto. Ik wil van elke minuut gebruik maken. Vashka gaat mee voor de vertaling. Ik stap in de auto en stel mezelf voor.
Allina’s gezicht ziet er bleek en getekend uit, wat het moeilijk maakt haar leeftijd te schatten. Zoals de meeste vrouwen in haar land draagt ze een hoofddoek. Ze begint vrijwel direct te huilen.
Ik vraag Vashka voor haar te bidden in haar eigen taal. Hij doet dat en ze knapt er zienderogen van op. Dan doet ze haar mond open en begint te spreken.
‘Ik behoor Christus toe,’ begint Allina plotseling te vertellen. Haar verhaal is warrig. ‘Hij beschermt me en zorgt voor me. Toen mijn man werd vermoord in de oorlog, bleef ik achter met vier kinderen. Ik kom net bij de rechtbank vandaan. Ze hebben me veroordeeld…’
‘Ze heeft een subsidie gehad omdat ze in de oorlog weduwe is geworden,’ legt Vashka uit. ‘Daar heeft ze ook voor getekend, maar ze heeft het geld nooit gekregen. Nu wordt zij beschuldigd van diefstal.’
Allina: ‘De rechters hebben me veroordeeld tot een paar jaar cel… Maar ik hoef niet de cel in. Het is een voorwaardelijke straf. Ik heb nog kinderen onder de veertien en de rechter had medelijden. Formeel zit ik in de gevangenis, maar in de praktijk mag ik vrij rondlopen.’

‘Jij behoort Christus toe’
Dan gaat ze weer over op een ander onderwerp. ‘Toen ik zeventien was en op een plein stond waar veel kinderen en jongeren waren, kwam er opeens een oude man naar me toe. Hij zei: ‘Jij behoort Christus toe. Als Hij terugkomt, zal jij erg blij zijn.’ Ik begreep hem toen niet, maar ik ben het nooit vergeten. Telkens als ik nu verdrietig ben, moet ik aan die woorden denken. Als ik bid, heb ik het gevoel dat er iemand in witte kleren naast me staat en krijg ik een vredig gevoel.’
Vroeger had ze die rust niet. In de schuilkelder vond één van haar zoons een boek: het Nieuwe Testament. ‘Mama, dit boek vind je vast mooi,’ zei hij. ‘Het is een boek over God.’
Allina begon erin te lezen en één vers uit Openbaring raakte haar recht in het hart. ‘Ik [Jezus Christus, JV] sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.’
‘Ik kende Jezus alleen uit de Koran,’ gaat Allina verder. ‘Ik had altijd een zwak voor Hem. Nadat ik in de Bijbel had gelezen, keek ik vaak naar de hemel en wist ik dat er Iemand was die van me hield. Eigenlijk wist ik dat natuurlijk al sinds die man naar me toe was gekomen op het schoolplein. En nu, als ik droevig ben, denk ik altijd terug aan de keren dat de Here Jezus mij heeft geholpen.’
Er zit een tragische component in Allina’s verhaal. Ze is duidelijk getraumatiseerd en vertelt met horten en stoten over wat haar man is overkomen. In 2002, toen zowel de Russen als de Tsjetsjeense rebellen dood en verderf zaaiden, werd hij omsingeld door een groep mannen. Niemand weet wie ze waren, maar naar verluidt wilden ze weten of hij een ‘gelovige’ was geworden. Volgens Allina was hij dat niet. Zij en hij waren nog ‘zoekend’. De mannen schoten hem dood.
‘Ik kon mijn kinderen niet meer te eten geven en ik werd depressief,’ verzucht Allina. ‘Daarom gingen ze tijdelijk naar een weeshuis. Ze waren dan ook niet thuis toen op de dag de Russen mijn huis binnen vielen. Ze waren op zoek naar wapens. Toen ze mijn moslimkleren zagen, zeiden ze: “Jij bent Wahabiet (moslimextremist, red.)! Jij helpt criminelen!” Ik was bang dat ze me zouden doodschieten en bad tot Christus om bescherming. “Nee!” zei ik. “Ik ben geen Wahabiet. En God houdt van alle volken! We moeten ons aan Zijn geboden houden.” Ik was erg bang, maar gelukkig gingen ze uiteindelijk weer weg. Ook had ik na de dood van mijn man problemen met mijn schoonfamilie. Ze hielden niet van mij. Zij beschuldigden me er ook van Wahabiet te zijn en dus bij de extremistische moslims te horen, die de vijanden van “gewone” Tsjetsjenen zijn.’

‘Gelukkig ken ik nu één andere christen’
Christenen uit het buitenland hielpen Allina de dood van haar man enigszins te verwerken. Ze was weer in staat om voor haar kinderen te zorgen en ze kreeg hen twee jaar geleden weer terug. ‘Ik sta elke dag vroeg op en bid dan. Ik vraag God om mij te helpen zodat ik me voor Hem kan inzetten, zodat ik mensen met Zijn liefde kan bereiken.’
Ik vraag haar hoe ze God heeft leren kennen. ‘Ik kende Jezus mijn hele leven al wel, maar eigenlijk alleen via de islam,’ herhaalt ze. ‘Ik heb altijd een zwak gehad voor deze figuur uit de Koran. Toen ik in het Nieuwe Testament over zijn lijden las, ben ik nog meer van Hem gaan houden. Maar ik bekeerde me pas in het buitenland. Ik was op weg naar het vakantiekamp van mijn kinderen om hen op te halen, toen ik werd uitgenodigd door een christen om naar een kerkdienst te komen. Ik werd zo geraakt door Jezus’ boodschap van liefde, dat ik Hem voor altijd wilde navolgen.’
Vervolgens deed ze iets wat maar weinig Tsjetsjeense christenen doen. Ze vertelde haar familie dat ze zich had afgekeerd van de islam om Christus te volgen. ‘Terug in Tsjetsjenië begon ik direct over mijn nieuwe geloof te vertellen. Vroeger had ik veel vrienden. Nu hebben ze me allemaal verlaten. Mijn beste vriendin zou me altijd steunen. Maar ook zij heeft me verraden. Gelukkig ken ik nu één andere christen.’
Gelukkig ken ik nu één andere christen. Allina zei het werkelijk op dat moment, maar het viel me pas op toen ik terug in Nederland mijn aantekeningen bestudeerde. In een land met twee miljoen inwoners was er voor Allina slechts één persoon bij wie ze volledig zichzelf kon zijn. Deze vriendin kwam (hoorde ik later) af en toe bij haar thuis om met Allina bijbelstudie te doen en samen te bidden.

‘We gaan je kruisigen’
Ondanks dat Allina verstoten is, blijft ze evangeliseren. ‘God leidt me naar mensen toe en Hij vertelt me met wie ik moet spreken over Hem.’
Dat betekent niet dat iedereen haar verhaal accepteert. Integendeel. Soms is het levensgevaarlijk. ‘Op mijn werk heb ik een leidinggevende positie. In het begin behandelde iedereen mij heel aardig, tot ik vertelde dat ik christen was. De medewerkers luisterden niet meer. Op een dag zei een van hen tegen me: ‘Je bent een monnik geworden. Vanmiddag gaan we je kruisigen!’ Ik probeerde te glimlachen en zei: ‘Vanwege Jezus Christus accepteer ik dat.’ Het leek wel alsof ze iedere dag agressiever werden. Een andere keer werd ik bij mijn keel gegrepen door een collega, hij zei: ‘Ik steek je kinderen voor je ogen neer.’
Toch haat Allina haar vervolgers niet. ‘Nee, ik bid voor hen. Heer, vergeef hen. Ze weten niet wat ze doen. Hoe meer ze me beledigden en bedreigden, hoe meer ik hen liefhad. Ik zei ook: “Ik hou van jullie. In jullie hart zijn jullie erg vriendelijk.” Ik bid dagelijks voor al mijn collega’s.’
Onlangs moest Allina bij haar baas komen. Ze wist dat het zo niet verder kon.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij.
‘Ik ben erg dankbaar voor wat u voor mij gedaan hebt. Maar de medewerkers hebben mij niet meer nodig. Ik kan beter ontslag nemen.’
De man reageerde verbaasd. ‘Wat bedoel je? Zeg me wat je wilt zeggen.’
‘Ik ben een slechte medewerker. U hebt mij niet meer nodig.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Niets. Ik ben gewoon geen goede manager en ik heb de mensen geleerd hoe ze het zelf moeten doen. U hebt mij niet meer nodig.’

‘Ik wilde hem niet vertellen over wat mijn collega’s me aangedaan hadden,’ zegt Allina nu. ‘Maar hij ging zelf op onderzoek uit en hoorde dat sommigen mij bedreigden. Vervolgens heeft hij ingegrepen. De mensen om wie het ging, stonden voor de keus: ophouden of ontslagen worden. Ze weigerden te stoppen en mijn baas heeft hen op straat gezet. Nu word ik niet meer lastiggevallen op mijn werk.’

‘Dit is van het Lichaam van Christus’
‘Jullie moeten afronden,’ zegt Vashka plotseling.
‘Heb je nog specifieke gebedspunten?’ vraag ik aan Allina.
‘Bid dat ik inderdaad niet de gevangenis in moet,’ zegt ze. ‘En bid ook dat ik een nieuwe flat kan krijgen. Iemand anders heeft meer geld geboden voor mijn flat en nu moet ik eruit. Ik bid: Here God, het maakt mij niet uit als ik op straat moet slapen, als mijn kinderen maar een dak boven hun hoofd hebben! Ook heb ik niet genoeg geld om winterkleren voor mijn kinderen te kopen.’
Vashka start de auto en rijdt naar het station van Grozny. Ik denk na over een rare gedachtekronkel die ik had vlak voor ik in de auto naar Grozny stapte.
‘Als buitenlander kun je toch niet op straat in Grozny,’ had Vashka tegen me gezegd. ‘Ik zorg wel voor eten. Laat je geld maar thuis.’
Maar ik was eigenwijs geweest. Ik dacht: als ik gepakt word kan ik toch beter wat geld bij me hebben?
We arriveren bij het station. Terwijl Allina zich klaarmaakt om uit te stappen, pak ik mijn portemonnee en geef haar 5600 roebel, zo’n 170 euro. ‘Dit is niet mijn geld,’ zeg ik. ‘Dit is van het Lichaam van Christus uit mijn land.’
‘Ik wist dat God mensen zou sturen om mij te helpen,’ zegt ze met waterige stem. Ze knijpt zachtjes in mijn hand. ‘Ik dank Hem voor jullie.’
Op dat moment weet ik waarom God dit verlangen om naar Tsjetsjenië te gaan in mijn hart legde, waarom ik eigenwijs genoeg was om geld mee te nemen en waarom Hij het zo leidde dat ik juist vandaag in Tsjetsjenië deze ontmoeting met Allina kon hebben. Het was vanaf het begin Zijn bedoeling geweest om aan Allina en mij te laten zien hoe groot en machtig Hij is.
Allina stapt uit en gaat direct op in de menigte. Wij zetten koers naar Beslan. We willen voor het donker Tsjetsjenië uit zijn. Onderweg ben ik weer voortdurend in gebed voor bescherming.

We bereiken Beslan zonder problemen en bekijken de school waar zovelen omgekomen zijn. Ik zal de teddybeer nooit vergeten. Als we even later op de begraafplaats staan, te midden van de gepolijste graven – vele met portretten van de omgekomen kinderen en hun ouders – kijk ik naar de ‘Boom van Rouw’, dat prachtige monument voor die verschrikkelijke tragedie: de moeders van Beslan tillen hun kinderen naar de hemel. De stilte op deze plek schreeuwt om zoveel gebrokenheid in de wereld.
En toch… mensen als Allina zijn getuigen van Gods genade. Ze was er niet bij in Beslan, maar weet wel wat de kosten van oorlog zijn. Net als Allina kan ik op deze plek niet anders dan naar de hemel kijken en mezelf eraan herinneren dat er Iemand is die van me houdt, mijn Vader die zichzelf gaf om iedereen te redden die in Hem gelooft.

Filed Under: Blog, Boeken, Tsjetsjenië, Verhalen uit de Vervolgde Kerk

Blog posts

  • Bijzondere lessen van de vervolgde kerk speciaal voor deze ‘coronatijd’
  • Waarom het zo lang stil was… en een uitnodiging
  • Het verhaal achter ‘Stille Nacht’
  • Maakt het verschil wat ik doe voor de Vervolgde Kerk?
  • Hoe is het om te werken met Noord-Koreaanse vrouwen?
  • Algemene voorwaarden
  • Privacybeleid

Contact

  • Jan@schrijver-janvermeer.nl
  • Twitter
  • Facebook

Copyright © 2022 · Author Pro Theme on Genesis Framework · WordPress · Log in