Jan Vermeer

Verhalen die de ziel raken

  • Blog
  • Boekwinkel
  • Boek extra’s
  • Contact
You are here: Home / Bijbel / Romy, Savannah en de vraag die nooit weg gaat

Romy, Savannah en de vraag die nooit weg gaat

juni 7, 2017 by Jan Vermeer

Waar is God als het pijn doet?

Twee tieners die niet meer mochten leven. En dat na al die gebeden die werden opgezonden voor hen.

Aanslagen in Manchester en Londen. Daarvoor: Berlijn, Nice, Istanbul, Brussel, Parijs.

In Egypte worden Koptische christenen op een doordeweekse dag in een bus vermoord en op (Palm)zondag in de kerk opgeblazen.

In Nigeria worden meer dan duizend christelijke vrouwen en meisjes vermist. Ze zijn slaven van de islam geworden. Pakistan, Afghanistan, Noord-Korea, Oezbekistan, Iran, Irak, Syrië… Waar denk je aan als je die namen hoort?

Maar is lijden is ook zo dichtbij. Een scheiding, een ziekte, het verlies van een baan, kind of partner, een dierbare die het geloof vaarwel zegt.

Waar gaat het mis, God? Keek U even de verkeerde kant op?

Mensen kijken vaak naar mij als het gaat om het ‘verklaren van het lijden’. ‘Jij bent toch zo vaak in contact met vervolgde christenen? Zij hebben zo’n prachtig geloof en blijven God volgen ondanks alles.’

Maar dat is te simpel. Ik zag het in de ogen van dat meisje uit India die niet kon toegeven dat ze was verkracht om haar geloof. Ik zag het in de ogen van die man uit Oezbekistan, die zeven minuten lang in elkaar werd geslagen door politiemensen en tevergeefs bad voor vuur uit de hemel. Ik zie in het mijn eigen ogen als ik in de spiegel kijk. Gebrokenheid. Kwetsbaarheid. Het niet meer weten.

Waar bent U als het pijn doet?

We slingeren deze vraag naar Gods hoofd zoals David een kiezelsteen wierp naar Goliath. Waarom verhoorde hij ons gebed niet?

In de geschiedenis zijn al vele theologen met de theologie van het lijden bezig geweest. Ik ben geen theologisch expert, maar ik denk dat ze het antwoord nog niet hebben gevonden. Hooguit kunnen we altijd een nieuw stukje van de sluier oplichten. ‘Vanuit dit perspectief bekeken…, maar aan de andere kant…’

Waarom heeft God daar geen duidelijk hoofdstuk aan gewijd in de Bijbel? Het is zo’n fundamentele vraag. Hij weet toch dat wij Hem die vraag zullen stellen?

Sterker nog, in de Bijbel roepen wij (de mens) hem ter verantwoording.

‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’, zegt David in Psalm 22.

Slechts één psalm later zegt diezelfde David: ‘De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water’. Het lijkt zo’n kalme psalm. Maar anderhalf vers later lezen we over een donker dal. En dan over gevaar en over vijanden.

Het is opvallend dat het begin van de psalm wat afstandelijk wordt geschreven. ‘Hij laat mij rusten, Hij voert mij naar vredig water’. Maar als het moeilijk wordt, is God veel dichterbij. Geen herder die op een afstand de kudde leidt, maar een vaderlijk figuur die met je door een donker dal loopt.

Dat is ook wat je bij vervolgde christenen ziet. Het zijn geen supergelovigen die tegen alles bestand zijn. Het zijn broeders en zusters die door een donker dal lopen, hand in hand met hun verlosser.

Het waarom van Jobs lijden

En Job klaagt God zelfs meer dan dertig hoofdstukken aan. Als God dan eindelijk aan hem verschijnt, geeft hij niet de theologische verklaring waar we zo op hadden gehoopt. Hij vertelt zelfs niet van zijn ‘weddenschap’ met de duivel, die gevraagd had om Job te mogen testen.

Eigenlijk legt God niets uit over het ‘waarom’ van Jobs lijden. In plaats daarvan wijst Hij Job terecht door te wijzen op Zijn eigen volmaaktheid en grootheid. ‘Ik kende U alleen van horen zeggen’, antwoordt Job met zoveel woorden. ‘Maar nu heb ik U met eigen ogen gezien.’

We kunnen God wel vragen waarom we moeten lijden, maar Hij geeft er geen antwoord op. Waarom niet? Omdat het niet helpt. Als Job had geweten waarom God hem liet testen, had dat voor hem verschil gemaakt? Of had hij het gebruikt om nog harder tekeer te gaan?

Jezus wist wat lijden was. Hij werd geboren in een eenvoudig, arm gezin. Ze moesten vluchten naar Egypte, terwijl achter hen honderden kinderen werden vermoord in Bethlehem. Hij keerde terug naar Palestina, dat overheerst werd door wrede Romeinen. Ziekte en armoede waren overal.

Toen Hij met lijden werd geconfronteerd, legde Hij de mensen niet uit waarom ze gebroken of ziek waren. Hij sloeg een arm om hen heen. Huilde met hen. Hij heelde. Hij genas. Hij raakte melaatsen aan, sprak met hen die buitengesloten waren, Hij redde zondaars.

In Johannes 11 staat het verhaal van de opstanding van Lazarus.

Het is hartverscheurend.

Jezus krijgt bericht dat Lazarus op sterven ligt. Toch blijft Hij nog twee dagen. Pas dan gaat Hij naar hem toe. Lazarus’ zussen komen naar Hem toe. ‘Heer, als U hier was geweest, dan was onze broer niet gestorven!’

Hoor je het verwijt? Het is een mes tussen de ribben van Jezus. Hij had zijn (beste?) vriend kunnen redden als Hij niet had getreuzeld.

Jezus huilde. Het is het kortste, maar één van de meest krachtige verzen uit de Bijbel. De omstanders zeggen: ‘Hij moet erg van Lazarus hebben gehouden’. Dat zeg je niet als er slechts een traan over zijn wangen glijdt. Jezus moet luid hebben gejammerd.

En dan zegt Hij: ‘Geloof en je zult de glorie van God zien’.

Jezus is daar. Midden in het lijden. Hij wist ervan. Hij stopte het niet. Hij huilde met de mensen. Hij riep op tot geloof en vertrouwen. En toen liet Hij de glorie van God zien. Hij liet een dode opstaan.

Maakte God Lazarus ziek zodat Jezus hem kon opwekken uit de dood? Die vraag mag je niet stellen. Vraag niet of God de dood van Romy en Savannah had kunnen voorkomen. God is niet zwartwit.

Het lijden brengt ook positieve dingen voort.

Wij zijn als spiegels die Jezus moeten reflecteren.

Die spiegels worden smerig. Lijden is als een spons die een stuk viezigheid wegneemt.

Maar dat wil niet zeggen dat God dat lijden op ons afstuurt. Dat hoeft ook niet. Het leven veroorzaakt al lijden genoeg. Wij moeten ons vastklampen aan Jezus.

We horen Hem huilen. We voelen Zijn arm om ons heen. En Hij fluistert in ons oor: ‘Geloof en je zult de glorie van God zien’.

De pijn kan zo heftig zijn dat het al je (geestelijke) zintuigen verlamt. Het kan maanden of jaren duren voor je God weer gaat ervaren. Daarom stuurt God Zijn kinderen naar hen die pijn hebben. Onze tranen zijn Zijn tranen. Onze armen zijn Zijn armen. Onze woorden zijn Zijn woorden. ‘Geloof en je zult de glorie van God zien’.

Tijd geneest niet, God wel. Maar genezing heeft tijd nodig. En elke wond zal pas op de dag van Jezus’ terugkomst voorgoed worden genezen. Tot die tijd  leeft Jezus in ons en wij in Hem.

Filed Under: Bijbel, Blog, Verhalen uit de Vervolgde Kerk

Blog posts

  • Bijzondere lessen van de vervolgde kerk speciaal voor deze ‘coronatijd’
  • Waarom het zo lang stil was… en een uitnodiging
  • Het verhaal achter ‘Stille Nacht’
  • Maakt het verschil wat ik doe voor de Vervolgde Kerk?
  • Hoe is het om te werken met Noord-Koreaanse vrouwen?
  • Algemene voorwaarden
  • Privacybeleid

Contact

  • Jan@schrijver-janvermeer.nl
  • Twitter
  • Facebook

Copyright © 2021 · Author Pro Theme on Genesis Framework · WordPress · Log in