
De duisternis was over het dorpje in Centraal-India gekropen, maar was niet bij machte om hem in bedwang te houden. Kusum, een 25-jarige weduwe, keek door het raam en herkende haar schoonvader die naar haar huis staarde, een bijl losjes in zijn hand. “Het is jouw schuld dat mijn zoon dood is! Het is jouw schuld dat mijn kleinzoon dood is! Jij hebt hen gedood met je giftige geloof! Kom naar buiten! Ik hak je aan stukken!” Kusum rende naar een hoek van de kamer, wachtend tot God zou ingrijpen… of haar thuis zou halen.
Kusum is amper anderhalve meter groot en ze heeft één van de meest intense blikken die je ooit zult zien, alsof ze nog steeds in shock is. Waarschijnlijk is ze dat ook. Het is pas een maand geleden sinds ze haar vijf jaar oude zoontje verloor aan een vorm van bloedkanker. Haar man overleed enkele jaren geleden eveneens aan een ziekte. Nu is ze alleen met haar zoon van negen.
“Ik ging voor het eerst naar de kerk toen ik elf was”, zegt Kusum. “Toen ik vijf jaar later trouwde, mocht ik van mijn man niet meer gaan. Ik verborg mijn geloof. Maar toen mijn zoontje afgelopen zomer ziek werd, dacht ik: ‘Misschien maakt God mijn zoon wel beter als ik mijn geloof niet meer verberg. Dus ging ik meer over mijn geloof vertellen. Mijn zoontje werd inderdaad langzamerhand beter en na een maand kwam hij weer thuis.”
‘Ik rende gillend de straat op’
In de maanden die volgden, was hij weer net zo levendig en speels als voor zijn ziekenhuisopname. Maar in januari 2016 ging het opnieuw mis. Het jongetje klaagde dat hij zich niet zo lekker voelde. “We gingen naar een christelijke broeder om te bidden. Daarna nam hij ons mee naar het ziekenhuis. De verpleegkundigen probeerden bloed te prikken, maar er kwam alleen maar water uit zijn vinger. Ze konden hem niet behandelen en we moesten naar het districtziekenhuis. Er was geen goede busverbinding en ik rende gillend de straat op: ‘Ik ben een weduwe! Mijn zoon is ziek! Wie brengt me naar het andere ziekenhuis?’ Niemand reageerde. Dus moesten we op de motor van de christelijke broeder.”
Eenmaal aangekomen in het andere ziekenhuis was er weinig wat de artsen nog konden doen. Om zeven uur ’s avonds stierf haar zoontje. “Ik zakte op de grond en schreeuwde het uit. Tegelijk wist ik toen al dat alleen God mij kon helpen.”
Haar ogen vertellen het verhaal
Haar familie kwam om Kusum en haar zoontje op te halen. Maar de extremistische hindoes in het dorp verboden iedereen om Kusum te helpen met het begraven van de jongen. Op dit punt in het verhaal zwijgt Kusum. Haar lippen kunnen het verhaal niet verder vertellen, maar haar ogen doen dat wel. Ze staat alleen, aan de rand van het dorp en schept een gat, laat haar zoon liefdevol zakken en gooit er zand overheen.
“Ik mis hem zo erg”, zegt Kusum. Haar handen wrijven over haar bovenbenen. “Ik hoor zijn lach, ik zie zijn gezicht en ik voel hem hier op mijn schoot.”
De problemen waren nog niet over. ’s Avonds kwam haar schoonvader langs met zijn bijl. “Ik kon geen kant op. Ik trok me terug in de hoek van de kamer en bad in stilte. Ik wist één ding zeker: ik zou Jezus niet verraden. Ondanks alle tragedies. Hij heeft me nog nooit in de steek gelaten.”
Kusum zal misschien nooit weten wat er door het hoofd van haar schoonvader schoot. Was het alleen woede? Was het verdriet, een gevoel van machteloosheid? Was er een draadje compassie voor Kusum? Uiteindelijk liep hij gewoon weg. Tot op de dag van vandaag weet Kusum niet of hij een keer terugkeert om haar te doden.
Christenen in India lopen groot gevaar. Extremistische hindoes willen het land in 2021 ‘christen-vrij’ hebben. Op dit moment zijn er zeventig miljoen christenen op een bevolking van ongeveer anderhalf miljard mensen.
Lees ook hoe dit verhaal me met mijn ergste nachtmerrie confronteerde.