Onlangs ontmoette ik Hanna en haar man. Ze wonen samen met hun twee dochters in de Syrische stad Damascus. Ze hebben alle mogelijkheid om te vluchten, maar ze willen blijven om de bevolking – met name de christenen – niet in de steek te laten. Hanna werkt op een school. Ze houdt voor Open Doors een (onregelmatige) blog bij. Vandaag vertelt ze hoe de situatie de afgelopen dagen verslechterde.
Terwijl ik dit schrijf, zitten we midden in een bombardement. Mijn man en onze twee twee meiden zagen zojuist een granaat vallen op slechts tweehonderd meter van ons huis. We zijn naar beneden gerend om veiliger te zijn. Het geluid van een vallende mortiergranaat klinkt alsof iemand met een erg luide stem naast je staat: het is dezelfde druk. We weten niet wat er de komende vijf minuten gaat gebeuren, of de volgende minuut zelfs. Het ene moment ben je hier, het volgende kun je weg zijn. Een paar dagen geleden was een familielid van mij in de keuken snacks aan het maken voor Pasen toen haar leven plotseling voorbij was. Een granaat raakte haar apartement. We hebben haar lichaam niet meer gevonden.
Ik wil je over gisteren vertellen. Gisteren was verschrikkelijk. We huilden en baden de hele dag. Gisteren werd de oude stad van Damascus, Bab Toma, gebombardeerd. Daar wonen veel christenen. Er is ook een christelijke school. We kennen daar veel mensen. Sommige kinderen uit onze buurt gaan daar zelfs naar school. Gisteren, toen de kinderen op school waren, verzamelden ze zich op het plein zoals ze altijd doen. Een granaat viel midden op het plein. Sommige vrienden van ons passeerden de school en zagen hoe ouders en leraren hun gewonde kinderen van het terrein af droegen. Het bloed druipte overal. Ze renden in paniek naar de ziekenhuizen.
Voor mij, als moeder en docente, is het verschrikkelijk om er bij stil te staan wat deze mensen op dit moment moeten doormaken. Twaalf mensen zijn gisteren omgekomen, de meesten van hen kinderen van de basisschool. Vele anderen zijn armen of benen kwijtgeraakt of hebben andere verwondingen.
Op onze school verzamelden we de kinderen om te bidden voor de slachtoffers. Ik vertelde de kinderen: ‘Wat voor slechte dingen er ook om ons heen gebeuren, God is nog altijd goed. Zelfs als we dreigen te sterven: onze God is goed en verdient onze aanbidding. Dus hieven we onze handen op en begonnen Hem te prijzen. De ouders van één van de moslimkinderen waren erbij en waren erg onder de indruk: ‘Ons kind is hier veilig. Hij is onder Gods bescherming.’
Ja, God is hier, maar ik ben zo moe. Zo moe van het bidden, zo moe van het huilen. Soms lijkt er geen eind te komen aan alle ellende. Ik weet dat God alles onder controle heeft, maar soms voel ik me zo hopeloos. Ik val regelmatig op mijn knieën en vraag Hem waarom dit allemaal gebeurt. Ik dank God dat Hij me beschermt en mijn gezin ook. Gebed geeft me kracht. Het is een wapen in de geestelijke strijd die hier gaande is.
Op dit moment hoor ik nog steeds mortiergranaten vallen, maar wel verder weg nu. Er stijgt nog steeds rook op van de plek vlak bij ons huis waar een granaat is ingeslagen. Ik zie al weer mensen lopen op straat, zoals gewoonlijk. Bombardementen zijn een dagelijks onderdeel van ons leven geworden. We leven in zulke vreemde tijden. Je kunt het je gewoon niet voorstellen.
Hanna
Christenen als Hanna raken uitgeput. Soms weten ze niet meer wat te bidden. Laten wij hen dan dragen in gebed. Dat is wat de Bijbel bedoelt met: ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden mee.’ We mogen ook delen in de vreugde. Hanna en haar man getuigen van de moeilijkheden, maar laten ook weten dat zoveel mensen nu hun leven toewijden aan de enige ware God. ‘Daar hebben we jaren voor gebeden.’
Geef een antwoord